Les Heez d’Hargnies, niemandsland op de grens van België en Frankrijk. Waar wegen eindigen op het einde van de ene wereld, en van de andere. Daartussen verkeren of verkeerden alleen smokkelaars, grenswachters en wandelaars die doorgaan waar de weg ophoudt te bestaan.
De dag loopt al op z’n einde als de wandeling begint. Slechts een half uur lopen is voldoende om de contouren van het pad te zien vervagen. Het duurt even voordat het richtingsgevoel mij aangeeft dat het tijd wordt om de kaart en GPS te raadplegen. In een rechte lijn loop ik naar de plek waar het pad zou moeten zijn. Dwars door bosschages en struikgewassen waar wild zich verschuilt en mijn stappen met argusogen volgt. Vlakbij een klein beekje bevindt zich de ideale plek voor de nacht. Ik ga liggen, kijk omhoog en voel de turbulentie van het roerige bestaan langzaam wegglijden in het donker.
De ochtend wordt aangekondigd met druppels die op het tentdoek vallen. Het uitzicht blijkt beperkt tot enkele meters. De ochtendnevel heeft het bos opgeslokt en de wereld is op slag veranderd. Onderweg zijn alleen de vormen zichtbaar van bomen en twee reeën. Het pad leidt naar een riviertje waar aan de overkant een hek de weg blokkeert. Ik waag de oversteek en volg het bos tussen het riviertje en het hek en waan me even in een jungle zonder paden. Terug in de wereld van paden en wegen kan ik maar even wennen.
Want bij de grens aangekomen houdt de wereld weer op. De weg is gemaakt voor grenswachters en die steken niet over een grens waar een nieuwe jungle ontstaat. In het dalletje stroomt een riviertje en er omheen bevindt zich een natuurlijk bos in een nat moeras. Om het leven van smokkelaars en wandelaars nog meer te bemoeilijken, is er ook nog eens een hek geplaatst.
De nevel maakt het gebied spookachtig. Hier wonen slechts Witte Wieven en geesten van verdwaalde smokkelaars. Voor de tweede maal baan ik mijn eigen weg en worstel me door de zompigheid. Daarna lijkt het appeltje eitje. Er is een pad en die loopt voornamelijk naar beneden. Maar beneden is de rivier wat breder en natter dan gedacht. Ik neem een pauze en het duurt een tijdje voordat ik alle opties heb overwogen.
Een natte voet is alleen te vermijden door een snelle sprint. De weg van de minste nattigheid. Aan de overkant gekomen vind ik een rustige stek in het bos voor het kampement van de komende nacht. De luiken zijn al gesloten voordat de zon ondergaat. Ze gaan alleen even open bij horen van geritsel van wilde zwijnen verderop. Het krieken van de dag begint rustig en zonnig. Het pad volgt het riviertje langzaam richting de bron. De natuur om me heen wordt steeds wilder en aan de overzijde ontwaart zich een prachtig moerassig natuurgebied. Het pad verandert in mooie, zompige groene zoden die een streep trekken door het bos.
Bij de bron ontspringt een nieuwe stroom water die ik vervolgens kilometers in een langgerekt en stil dal volg tot een andere stroom hem kruist. Deze volg ik weer omhoog en verlaat deze door een steile helling omhoog te lopen. Intussen is de temperatuur aardig gestegen en brandt de zon op mijn verhitte kruin. Ik ben weer in de enigszins bewoonde wereld aangekomen, juist op een moment dat de behoefte aan een rustige bivakplek opdoemt. In een klein dalletje en niet geheel uit het zicht van een afgesloten verharde weg, vind ik een mooie stek die duidelijk al vaker gebruikt is.
Na een rustige nacht, belooft het weer een mooie dag te worden. Ik probeer in een rechte lijn naar het startpunt van de wandeling te lopen. Onderweg word ik uiteraard weer gehinderd door het niemandsland van de grens, maar deze keer is er geen rivier en moeras om doorheen te worstelen. Over de grens wordt de natuur vriendelijker en slaat hier en daar om in boscultuur en lange lanen. De jungle ligt weer ver achter me en voor me komt het einddoel van de tocht steeds dichterbij. Zondagsmensen kom ik weer steeds vaker tegen ten teken dat de wildernis heeft plaats gemaakt voor nette paden. Daar waar ook de auto staat geparkeerd, klaar voor nog een lange rit naar huis.